Daar bij die molen

 

Tijdens mijn fietsreis naar Santiago de Compostela ontmoette ik in 2003 bij een koffiepauze een markante medereiziger. Hij had een grote grijze snor en reed op een zwaar bepakte fiets met achterop een legertentje en zo'n inklapbare “pioniersschep”. Ik dacht meteen: een oud-militair en dat bleek ook zo te zijn. Hij heette Gert-Jan en was gehecht aan zijn oude kampeerspullen.

Tijdens mijn verdere reis heb ik hem niet meer gezien totdat we (toevallig?) achter elkaar in de rij stonden om, na het inleveren van onze volle stempelkaart, de “Compostela” in ontvangst te nemen. Dat is het bewijs, in het Latijn en op naam gesteld, dat je de tocht te voet, te paard of per fiets hebt volbracht. We maakten nog een praatje en wensten elkaar een goede terugreis naar Nederland.

 

Enkele jaren later vond ik aan het eind van de dag in de kassa van mijn zaak een nog fonkelnieuw goudglanzend muntstuk van 5 eurocent uit Spanje met daarop de beroemde kathedraal van Santiago de Compostela. Ik keek naar het jaartal en dat bleek 2003 te zijn. Ik nam het muntje mee naar huis om het als souvenir aan mijn vrouw te laten zien, want 2003 was het jaar waarin we samen per fiets in Santiago waren aangekomen.

's Avonds op weg naar huis fietste ik langs de Torenmolen van Gronsveld en ik dacht: Torenmolen, zou daar het Spaanse Torremolinos mee te maken hebben?

Op dat moment houdt een tegemoetkomende fietstoerist mij aan met de vraag: “Kunt u mij misschien helpen? Ik wil naar het station van Maastricht en wat is de kortste weg daarheen?”

Plotseling herkende ik die markante militaire snor en vroeg: “Jij bent toch niet Gert-Jan?”

Jawel, maar hoe ken je mij dan?”

Ik vertelde hem dat we elkaar twee keer ontmoet hebben op de “Camino” (zo heet die eeuwenoude pelgrimsweg door noordwest Spanje) en dat er een soort mysterieus toeval op die route bestaat, namelijk dat je elkaar tegenkomt als je elkaars hulp nodig hebt.

Dat het jaren later en elders ook nog zo zou werken was onze eerste frappante constatering, maar de goede man sloeg van verbazing bijna achterover toen ik hem het muntje liet zien, dat ik een half uur tevoren in mijn zak gestoken had.

Dat kan geen toeval meer zijn, want ik heb je hulp echt hard nodig. Ik ben namelijk doodop en wil zo snel mogelijk met de trein naar Amersfoort, waar ik woon.”

 

Ik wees hem de weg en twee dagen later ontving ik van Gert-Jan een ansichtkaart uit Amersfoort met een dankwoordje voor mijn hulp bij deze merkwaardige samenloop van omstandigheden.

Toeval bestaat niet”, je zou er nog bijna in gaan geloven...

 

 

Raymond Oostwegel,

December 2015