De Vogeltrek

De 1e zaterdag van oktober is het ieder jaar “Euro Birdwatch”.
Dan wordt overal in Europa op telposten het aantal trekvogels geteld.

Maar waarom trekken veel vogelsoorten weg in de winter?
Dat heeft voornamelijk met het voedselaanbod te maken.
Alleseters, zoals de kraaiachtigen, vinden hier ook in de winter voldoende voedsel en hoeven daarom niet weg te trekken.
Ook merels, mezen en mussen vinden, ook in onze tuinen, voldoende voedsel en behoren tot de “standvogels”, vogelsoorten die hier het hele jaar verblijven.
Dat in tegenstelling tot de “jaarvogels”, dat zijn de soorten die hier wel het hele jaar te zien zijn, maar het zijn niet dezelfde individuen.
Roodborsten en vinken bijvoorbeeld trekken in de winter weg naar het Zuiden, maar hun plaats wordt ingenomen door vogels uit Scandinavië. De vinken uit die streken zijn vaak ook wat forser: “Noordse vinken”.

Dan is er een nog altijd niet opgelost groot raadsel: hoe vinden die trekvogels hun weg naar het Zuiden (en weer terug)?
Van postduiven is bekend dat zij een ijzerhoudende eiwitverbinding in hun hersenen hebben, die reageert op het aardmagnetisch veld. Ook de geur kan een rol spelen bij het vinden van de weg, want vogels verdwaalden als bij hen het reukorgaan werd geblokkeerd.

Maar de meeste trekvogelsoorten oriënteren zich kennelijk op de stand van zon, maan en heldere sterren. Zoals bewezen werd door een proef met zwartkoppen in een planetarium. Als daarin de sterrenhemel 180o gedraaid werd vlogen de vogeltjes ook in die nieuwe richting.

Verder volgen ze kustlijnen en grote rivierstromen en zoeken bij het oversteken van grote wateroppervlaktes de kortste route. Zo zijn er drukke trekroutes over Gibraltar en de Bosporus waar de zeeoversteek het kortst is.

Verder zijn er soorten die instinctief hun weg weten te vinden, dus zonder dat ze dat geleerd hebben van oudere vogels. Een mooi voorbeeld daarvan zijn de jonge koekoeken, zij vinden perfect hun weg naar hun overwinteringsgebieden in Afrika zonder hulp van hun pleegouders, want die trekken vaak niet weg of minder ver. En hun echte ouders zijn op eigen houtje al naar het overwinteringsgebied afgereisd.
In hun hersenen is een vlieg
richting en een vliegtijd voorgeprogrammeerd. Daardoor komen ze onder normale omstandigheden precies daar uit waar ze kunnen overwinteren.

Het zal je niet verbazen dat veel insectenetende soorten hier in de winter moeten wegtrekken bij gebrek aan voedsel. Maar ook allerlei steltlopersoorten vinden hier in de winter te weinig voedsel. Hun prooidiertjes zitten dan te diep in de modder of zijn het larvestadium ontgroeid.

Heel bijzonder is het trekgedrag van de kampioen onder de trekvogels, de Noordse stern. Deze broedt boven de Noordpoolcirkel, daar is in onze zomer de hele dag licht om voedsel voor zichzelf en de jongen te zoeken. Maar ze overwinteren beneden de Zuidpoolcirkel want ook daar is het in onze winter de hele dag licht om voedsel te zoeken.
Dat betekent, inclusief omwegen, tot wel 2 x 45.000 km vliegen per jaar!

Onder andere door “vliegschaamte” doe ik ze dat niet na…

Raymond Oostwegel
Oktober 2022