Hoe ik fietser ben geworden

Mijn eerste fiets kreeg ik voor mijn zesde verjaardag, een zwarte, zware tweede hands kinderfiets. Dat was nog vóórdat ik naar de lagere school ging, zoals die toen nog heette.

Toen ik voor het zesde jaar lagere school vanuit Houthem naar Maastricht moest fietsen kreeg ik een nieuwe Burco herenfiets. Die was eigenlijk te groot voor mij. Maar in plaats van de toen gebruikelijke houten blokken op de pedalen werd mijn fiets voorzien van crankverkorters, waardoor ik met mijn kleine beentjes toch aan de trappers kon komen.

Om op die grote fiets op te kunnen stappen moest ik met mijn rechter voet op een stoeprand gaan staan. Op die hoogte kon ik met mijn linker been over het zadel zwaaien om daarna te kunnen starten. Zodoende ben ik een rechts opstapper geworden en leid ik mijn fietsen nog altijd rechts ernaast lopend. En daarmee ben ik een uitzondering want de meeste mensen doen dat links en stappen ook vanaf links op.

Wat ik pas achteraf constateerde was het feit dat ik met die crankverkorters zwaarder moest trappen (vanwege de kortere hefboom) en met een tas vol zware schoolboeken achterop mijn bagagedrager moest ik zo iedere dag de Geulhemerberg van 8% opfietsen.
Als “krachtvoer” kreeg ik elke ochtend bij het ontbijt spek en ei. Zo heb ik in die tijd wel sterke fietsbenen ontwikkeld.

Omdat fietsen in mijn jeugd een “noodzakelijk kwaad” was deed ik het niet echt met plezier.
Dat kwam pas veel later na een weddenschap met mijn vader. Hij beweerde dat de jeugd vroeger harder was dan nu – iets dat in elke generatie verteld wordt – en dat hij vaak van Heerlen naar zijn studentenstad Utrecht reisde per fiets. Als mij dat op mijn gewone fiets met drie versnellingen ook zou lukken binnen tien uur zou ik van hem een racefiets krijgen.

Op een mooie zomerdag ging ik de uitdaging aan en fietste ik van Utrecht naar Houthem (ca. 190 km) in 9 uur en 20 min.
Volgens belofte mocht ik bij Rijwielhandel Hupkens op de Markt in Maastricht een racefiets gaan uitzoeken. Omdat die eerste lange afstandsrit mij goed bevallen was koos ik een Gitane sportfiets met sportstuur. Met de gedachte dat dit voor langere afstanden comfortabeler zou fietsen dan een racestuur. Omdat ik die eerste tocht als een soort vakantiereis beleefd had heb ik daarna nog twaalf keer de afstand tussen Houthem en Utrecht fietsend afgelegd.

De fiets kostte (in 1967) 250 gulden en hij is er nog steeds, zie de foto hier beneden.












In 2019 heb ik erop meegedaan aan de Eroïca in Valkenburg, een fietstocht voor fietsers op oude fietsen met ook bijbehorende oude kleding aan.

Door deze Gitane, met op het frame nog een foto van Jacques Anguetil, ben ik fietsliefhebber geworden.

In 1970 ben ik met mijn vriend Harry Sillen zelfs op deze fiets vanuit Houthem heen en terug naar Juan-les-Pins gefietst. Heen door de Alpen met mijn eerste cols en terug door het Rhônedal, een afstand van totaal 2500 km.
Die reis was destijds nog zo bijzonder dat dit de plaatselijke krant haalde.

Door deze avontuurlijke tocht werd ik later ook liefhebber van fietsvakanties.

Toen ik in het Heuvelland kwam wonen en daarna met anderen daar ging fietsen merkte ik al gauw dat mijn stalen Gitane toch wat zwaar was voor het klimwerk.
Bij mijn oude fietsenmaker Emile Peerenbooms van “Het Belgisch Rijwielhuis” in Houthem heb ik toen een Jan Janssen-fiets gekocht. Emile was toen een van de eerste dealers van het merk waarmee Jan Janssen na zijn wielercarrière begonnen was. Omdat ik een van de eerste afnemers van een Jan Janssen bij het Belgisch Rijwielhuis was kreeg ik er een gele wielertrui – toen nog van wol – bij cadeau.

Daarna zijn er nog vele fietsen, fietstochten en fietsreizen gevolgd en heb ik in al die jaren ook in totaal 290 cols in Frankrijk beklommen.

Want: “eens een fietsliefhebber, altijd een fietsliefhebber”…

Raymond Oostwegel
september 2025